Onlangs nam ik op uitnodiging deel aan een brainstorm over kennisdeling tussen organisaties in het sociale domein. Het initiatief kwam voort uit een project van de provinciale organisatie, van waaruit geld beschikbaar is om een systeem van kennisdeling voor deze organisaties mogelijk te maken. Een groot aantal uitgangspunten waren al gedefinieerd, zodat we in deze sessie op zoek zouden gaan naar de functionele eisen die door de verschillende deelnemers aan kennisdeling zouden worden gesteld.

Gelukkig bleken we in staat nog even terug te kijken naar de uitgangspunten, zodat we als belangrijkste konden definieren: het systeem moet het voor professionals op de werkvloer mogelijk maken meer tijd te besteden aan hun uitvoerende taken en deze beter te kunnen vervullen. Het leek er namelijk even op dat het systeem door de provincie voornamelijk bedoeld was om meer informatie uit het werk te halen, zodat betere analyses gemaakt zouden kunnen worden ten behoeve van het eigen beleid. Dat zou dan juist een extra tijdsbelasting voor professionals betekenen, zonder dat ze daar zelf direct in hun werk iets aan zouden kunnen hebben.

Tijdens de discussie kwam ook op tafel dat organisaties in het sociale domein door de financieringsstructuur eigenlijk gedwongen worden om zich concurrerend ten opzichte van elkaar te verhouden. Concreet betekent dat voor dit project dat de deelnemers enerzijds concurrenten zijn en anderzijds gevraagd wordt kennis met elkaar te delen. Op dit punt was een transformatie in denken zichtbaar: de provinciale deelnemers begrepen de paradox en gaan voor een volgende sessie aan de slag met een oplossing in de eigen organisatie.

In mijn praktijk zie ik overheden veel vaker twee schijnbaar tegengestelde effecten willen bereiken middels financiering. Voor zover ik kan overzien gebeurt dat vaak vanwege onwetendheid (tussen afdelingen) of omdat er vanuit de politiek geen heldere keuzes worden gemaakt. Het resultaat daarvan is dat beide gewenste effecten niet goed gerealiseerd kunnen worden, het wordt van tweeën niets. Het zou beter zijn als er meer afstemming is en duidelijke keuzes gemaakt worden, zodat de releatie tussen professional en burger optimaal kan worden vormgegeven.

Als derde en laatste punt kwam aan de orde dat de inrichting van een dergelijk systeem technisch niet spannend is, maar dat er vooral in de cultuur en gedrag van mensen in de organisaties veel zal moeten veranderen om kennisdeling mogelijk te maken. Afgesproken is een volgende sessie alleen aan dit punt te wijden.

– Bart van der Meij –